De androgyne glamrock van onder meer David Bowie, New York Dolls en de Londense Hollywood Brats kreeg in de dagen van punk en new wave navolging. Zo was daar de Amerikaan Wayne County en in Londen was er Japan. Op hun tweede gaan ze verder waar hun debuut eindigde, zonder grote veranderingen in het geluid aan te brengen. Opnieuw uitgebracht via het Duitse label Hansa.
Automatic Gun opent met stevige gitaar, huilende baslijnen, heerlijke toetsenpartijen en snerpende zang, waarna uit de dikke zes minuten van
. . . . Rhodesia weer eens blijkt dat reggae in die dagen populair was in Londen; niet alleen bij de zwarte achterban maar ook in witte punk- en wavekringen, wat oversloeg op deze artrock.
Love Is Infectious heeft een wat vierkant ritme, liever hoor ik
Sometimes I Feel So Low dat kant 1 swingend afsluit. Wederom helder geproduceerd door Ray Singer met als technicus Chris Tsangarides, die in het navolgende decennium naam zou maken als producer van de nodige hardrock- en metalgroepen. Vreemd genoeg vermeldt de hoes geen opnamestudio, waarbij ik wel zou willen weten of dit daadwerkelijk in Berlijn werd opgenomen.
Kant 2 opent met een aparte stijl. Is dit rock-reggae? Slepend en enigszins bezwerend, vertraagd en sfeervol is titelnummer
Obscure Alternatives zeker, met een climax die me terugbrengt naar het in Berlijnse album
Low van Bowie.
Deviation is uptempo en bevat blazers, waarbij Sylvians stem de nodige scherpte brengt.
Meer Berlijn én reggae in
Suburban Berlin. Langzamerhand dringt tot mij door dat Japans tweede weliswaar minder rockt dan het debuut, maar nog even intens is met zijn verwijzingen naar
Low - althans, dat is mijn associatie.
Ruim zeven minuten duurt het instrumentale slotlied
The Tenant. Het begint sferisch met piano in de stijl van Erik Satie, waaronder Richard Barbieri lange synthwaaiers plaatst. Daarna de lange noten van gitarist Rob Dean, welke aan die van Carlos Alomar bij Bowie doen denken. Vervolgens glockenspiel van Steve Jansen en saxofoon van bassist Mick Karn. Met de kennis van nu een vooruitwijzing naar volgende albums, hier echter een meditatief slot van een verder rockende plaat met daarin enige reggae.
Een groep in ontwikkeling op
Obscure Alternatives, dat slechts zeven maanden na het debuut verscheen. Geen succes echter, Japan (het land) daargelaten waar het album #21 werd. In 2006 verscheen het in sterk
uitgebreide editie.
Commercieel succes volgde in 1979 met eerst de samenwerking met Giorgio Moroder en vervolgens hun
derde album, waarop een muzikale metamorfose werd gemaakt.
Mijn muzikale reis door new wave kwam vanaf
The Jam en ik vervolg in 1979 bij de Schotse
Skids.