DutchViking schreef:
Het is 1991 wanneer de succesvolle Londense folkformatie The Pogues bekend maakt haar boegbeeld Shane MacGowan uit de groep te hebben gegooid. Overmatig drankgebruik zou volgens de medebandleden de oorzaak zijn geweest, waardoor Shane tijdens optredens nauwelijks meer te handhaven was en meermaals de goede live-reputatie van zijn band te grabbel gooide. Het is een gegeven dat door Shane zelf altijd in alle toonaarden is ontkend. Naar eigen zeggen verliet hij The Pogues omdat er te weinig ruimte zou zijn voor de originele Ierse folk die hijzelf nastreefde. Ik denk dat de waarheid in het midden ligt, hoewel ik meer geneigd ben de bandmakkers van Shane gelijk te geven.
Het begon allemaal nog wel zo mooi. Met hun unieke mix tussen authentieke Ierse folkmuziek en rauwe punk behaalden The Pogues in de loop van de jaren ’80 grootse successen, zowel bij het punkpubliek alsmede bij verstokte folkliefhebbers. Na het verschijnen van het magistrale If I Should Fall from Grace with God kon ook de internationale muziekpers niet meer om The Pogues heen: hier was een fenomeen te horen. Niet in de laatste plaats was dat te danken aan poëet, genie en dronkelap Shane MacGowan, die met zijn karakteristieke zang een geheel eigen stempel toevoegde aan de al even unieke bandsound. Er leek lange tijd geen vuiltje aan de lucht, maar nog voor het verschijnen van Peace & Love trad het verval in werking. Shane bleef tijdens live-optredens steeds moeilijker op de been en het werd langzaamaan duidelijk dat het boegbeeld van The Pogues steeds verder wegzakte in een moeras van allesvernietigende alcoholconsumptie. Na het nog alleszins acceptabele Hell's Ditch was de kogel dan toch door kerk: Shane werd weggebonjourd en The Pogues gingen onder nieuwe impuls van Spider Stacy verder. Shane besloot om niet bij te pakken neer te zitten en verzamelde een band met enerzijds getalenteerde muzikanten en anderzijds oude rotten uit de folkwereld. De enige overeenkomst tussen deze mensen was hun Ierse afkomst, een afkomst die Shane tijdens zijn Pogues-jaren met verve en trots uitdroeg. Terwijl The Pogues vervolgens het teleurstellende Waiting for Herb wereldkundig maakten, richtte Shane zich met zijn Ierse makkers op het spelen van Celtic rock & roll, zoals hij het zelf graag noemde en was het deze stijl die centraal zou staan op zijn eerste soloplaat The Snake.
Het werd geen onverdeeld succes... Al tijdens de opener
The Church of the Holy Spook wordt duidelijk dat jarenlang intensief alcoholgebruik geen positieve uitwerking heeft gehad op de stem van Shane. Ondanks dat rockt het nummer van alle kanten en bevat het een heerlijke drive die op de meest recente Pogues-platen ver te zoeken was. In
That Woman's Got Me Drinking maakt Shane geen geheim van zijn drinkgelag en de tekst is in dat opzicht veelzeggend:
That Woman's Got Me Drinking, Look at the State I'm In
Give Me One, Two, Three, Four, Five, Six, Seven, Eight, Nine, Ten Bottles of Gin
Het nummer ontbeert alles wat oude Pogues-songs zo speciaal maakte. Gelukkig is er dan
The Song With No Name, waarin de oude vlam nog hevig brandt en waar de poëet zich van zijn beste kant laat zien. De song herbergt een prachtige, karakteristieke Ierse sound en is absoluut een hoogtepunt. Ook
Aisling is zo'n nummer, waarin je als luisteraar als het ware Ierland proeft en waar het moeilijk is om je niet over te geven aan de aanstekelijke ritmes. Na het ietwat saaie
I'll Be Your Handbag is het de beurt aan
Her Father Didn't Like Me Anyway, dat veelbelovend opent en waarin een trieste, welhaast melancholieke ondertoon te bespeuren is. Het bluesy en tegelijkertijd catchy
A Mexican Funeral at Paris gaat vervolgens ten onder aan Shane's gebrabbel en is daarbuiten eigenlijk best een aardige song.
Dan komt
The Snake With Eyes of Garnet, waarin opnieuw het leven in het Ierland van vroegere tijden centraal staat. Net op het moment dat ik wacht op het eerste hoogtepunt na
The Song With No Name, komt het sterke
Donegal Express langs. Het nummer is erg dansbaar, maar daarnaast zorgt het hoge folkgehalte ervoor dat dit voor mij prima beluisterbaar is. Op het moderne
Victoria pakt Shane de zaken weer anders aan, maar het nummer klinkt op mij weinig overtuigend. De traditional
The Rising of the Moon wordt op instrumentaal vlak bijzonder vakkundig gespeeld en ook Shane laat hier een goede indruk achter. Het blijkt het laatste lichtpunt op deze wisselvallige plaat, want
Bring Down the Lamp biedt weinig verrassends onder de zon en is alleen te raden voor verstokte liefhebbers van Riverdance.
Ik heb me wel eens afgevraagd of Shane in zijn periode bij The Pogues niet beter tegen zichzelf in bescherming genomen had kunnen worden. Dan was een alcoholverslaving hem wellicht bespaard gebleven en hadden we nog lang mogen genieten van 's mans uitzonderlijke kwaliteiten als songwriter en bovengemiddeld zanger. Deze The Snake verdient van mij een 3,5* en is overall net iets beter dan het eerste Pogues-album zonder Shane, het reeds aangehaalde Waiting for Herb. Op laatstgenoemde plaat is Spider Stacy's vlakke, weinig overtuigende zang de boosdoener, terwijl van Shane's inbreng op The Snake ongeveer htezelfde gezegd kan worden. Gelukkig zou Shane zich met de opvolger The Crock of Gold enigszins herstellen, daar waar The Pogues met hun laatste plaat Pogue Mahone nog verder wegvielen. Het is de tragiek van een voormalige grootheid. Gezegend met een uitzonderlijke geest, maar gekweld door aanlokkelijke genotmiddelen, werd hij een menselijk wrak dat nooit meer zichzelf werd. Het is de trieste balans van een van de meest verlichte zielen uit de tweede helft van de 20e eeuw.
Hoop is nu het toverwoord geworden, het is echter ijdele hoop om een nieuw meesterwerk te verwachten dat zich kan meten met If I Should Fall from Grace with God of Rum Sodomy & the Lash, platen die dateren uit een periode waarin hij nog in absolute topvorm verkeerde. Hoewel we al ruim tien jaar niets meer van Shane gehoord hebben, geef ik de hoop niet op. Ik kan en wil het simpelweg niet...
Dat is warempel een prima verhaal. Met Shane is het goed whiskeydrinken, muziek maken iets minder. Nochtans een plaat om te koesteren in huize Etta.