Eerlijk is eerlijk; Glen Hansard kende ik voorheen enkel van naam. Lid van The Frames, en de laatste jaren ook enkele platen uitgebracht met de Tsjechische Markéta Irglová, waarmee hij even een relatie had. Maar daar gaat het natuurlijk niet om; zijn nieuwe plaat ‘Rhythm and Repose’ kwam namelijk eerder dit jaar uit, en ik wilde, nieuwsgierig als ik ben in mijn zoektocht naar muzikale schoonheid, maar al te graag kennis maken met de muziek van deze Ier.
Hansard is 42 jaar oud, en ‘Rhythm and Repose’ is zijn eerste echte soloplaat. En het is een goeie geworden. De 11 songs die de plaat hebben gehaald, verdienen ook allemaal hun plaatsje, het ene nummer al wat meer dan het andere. Sterkhouders zijn wat mij betreft het intense ‘Bird of Sorrow’, dat een fraaie opbouw kent, en waarin Hansard zich op vocaal vlak soms helemaal laat gaan. Dat zou hij wat meer moeten doen trouwens, want het klinkt echt goed, en het raakt me. Een andere topper is de trage, knap omkaderde song ‘Maybe Not Tonight’, met van die weemoedige strijkers op de achtergrond. Steel guitar, als ik me niet vergis, wat ook altijd datzelfde sfeertje oproept. Hansard klinkt een beetje als zijn landgenoot Van Morrison, hoor ik terug in het uitmuntende ‘Love Don’t Leave Me Waiting’.
De strijkersarrangementen zijn trouwens van de hand van onder andere Nico Muhly, die we ook kennen van Antony and the Johnsons. En de zangeres die op enkele nummers (o.a. het mij iets te fletse ‘Talking with the Wolves) wat meezingt, is dat niet gewoon Markéta Irglová? Ik vind er niet al te veel informatie over terug.
Glen Hansard is een man die veel in huis heeft, naar mijn mening. Ik zal echter zijn oeuvre met The Frames moeten doorspitten om daar helemaal achter te komen, beweert de meerderheid. Dat zal ik dan ook doen, alles op zijn tijd. Maar voorlopig geniet ik nog wel even van deze plaat, die al bij al toch wel erg puik is. De stem van Hansard doet bij momenten, zoals eerder aangegeven, denken aan Van Morrison, meerbepaald de Van Morrison van ‘Astral Weeks’. Vooral wanneer hij zich echt smijt, zoals ook in ‘High Hope’ te horen is, wat mooi contrasteert met de gemoedelijke piano- en gitaarakkoorden, komt hij aardig in de buurt.
Een fijne plaat dus, moet ik constateren. Geen uitzonderlijk album, geen lichtend meesterwerk. Maar wel een fijne plaat, die zich aan de middelmaat onttrekt dankzij enkele uitmuntende songs, en een goeie basis die kwaliteit en vakmanschap verraadt.
3,5 sterren