Ik beluisterde dit album voor het RYM top-250 review topic – anno augustus 2022 was dit RYM #221
Toen ik voor het eerst Funkadelics zelfgetitelde debuut opzette was ik (ja, daar ga ik weer) iets teleurgesteld door de dominante positie van de gitaar(solo’s) die in mijn ogen vloekte met het hele concept van funk. Nu heeft Funkadelic wel zo’n centrale positie in de Funk en in de bredere muziekgeschiedenis dat ik daarin eigenlijk per definitie ongelijk heb, maar het wierp voor mij wel een zekere barriere op. Evengoed heb ik
Maggot Brain sindsdien vaak in lijstjes rond mijn smaakgebied voorbij zien komen en is ook los daarvan de hoes iconisch genoeg om andere
modernere classics te inspireren. Hoog tijd dus om deze plaat nu eindelijk eens goed en wel te gaan checken.
De openingstrack heeft me ontzettend verbaasd: het minimalistische en desolate gepiel ligt me erg goed. Ja, dit is veel gitaargesoleer, maar het laat veel ruimte voor de fantasie, maakt effectief gebruik van stilte en doet waanzinnige dingen met de stereokanalen die – hoewel wat gimmicky – een ontzettende ruimtelijkheid genereren. Er wordt mede door de effecten een enorme ruimte opgespannen die me veel dieper raakt dan ik had vermoed. Ik krijg nota bene associaties met Steve Reich (rond 6:00) en Songs: Ohia’s
Ghost Tropic in het gebruik van desolate stiltes opgetrokken door klanken die ver weg klinken. Ook het gebruik van ruis tegen het einde van de track geeft een extra lading mee. Een geweldig knap werk, en een flinke verrassing bovendien.
De overige 6 nummers zijn in mijn beleving een stuk joliger en ‘veiliger’. Nu ben ik, vooral via verschillende compilaties en losse tracks wel bekend met dit gitaarfunkgeluid, en hoewel ik graag geloof dat deze tracks in 1971 revolutionair waren, vind ik ze vooral gezellig en creatief, maar val ik er niet van achterover. Er wordt hoorbaar geëxperimenteerd en er spat veel creativiteit vanaf, maar wordt wel een beetje een soepje dat haast
degelijk klinkt. In termen van toegankelijkheid best een prestatie, maar veel meer dan ‘lekkere muziek’ levert het naar mijn idee (in tegenstelling tot de opener) niet op. Ik heb af en toe bijna het gevoel naar TV-jingles te luisteren (in ‘Hit It and Quit It’ bijvoorbeeld, maar ook halverwege 'Super Stupid'), zo makkelijk als de tracks voorbij glijden. Ook dat is ongetwijfeld
avant la lettre, waarbij Funkadelic stukgesampled is vanwege zijn creatieve draaikolk aan geluidsexplosies, maar ik vind het lastig om me een tijdsgeest in te beelden waarin dit geluid
nieuw was.
Zo kan het zijn dat nota bene alleen het gitaargesoleer echt indruk op me maakt, en de rest van de plaat een hele aangename en vooral rijke collectie tunes is die uit elkaar valt van de creativiteit maar me verder niet enorm raakt of beroert. Zo kun je er prima op dansen, maar ga ik het, anders dan op sommige andere platen, niet spontaan doen.
Niettemin een knap werk, waarvoor ik op een kleine 4* uitkom.